Een spookachtig verhaal
De man draagt een lange, zwarte jas en een hoge hoed. Zijn gezicht is wit en zijn ogen liggen diep in donkere oogkassen. Hij houdt een lantaarn vast, die hij zo hoog mogelijk optilt. Om hem heen staat een groepje mensen. Ze luisteren aandachtig naar zijn verhalen. Hun wandeling is begonnen bij het beeld van Bartje naast het Drents Archief. De geestige gids, zoals hij zichzelf noemt, heet Johannes en hij weet alles van de duistere kanten van Assen.
Nu staat de groep net naast het Koopmansplein. Afwachtend kijken ze naar de man met de lantaarn.
Het verhaal gaat verder onder de afbeelding
V
De gids wijst naar de ingang van Warenhuis Vanderveen en begint te vertellen: ‘Tijd voor een stukje reclame! Warenhuis Vanderveen is het op één na grootste warenhuis van Nederland. De winkel is van start gegaan in 1897. Niet hier, maar even verderop in een straat die er niet meer is.’
Een groepje jongeren blijft staan. Enkele jongeren wijzen naar de man met de lantaarn en beginnen te grinniken. De verteller blijft onverstoorbaar en gaat gewoon door met zijn verhaal. Daan kijkt even geïrriteerd om, maar hij is zo geboeid door het verhaal dat hij zijn schouders ophaalt en geconcentreerd blijft luisteren. Leuk, zo’n spannend verhaal over de winkel waar hij regelmatig komt – zowel voor boodschappen als voor zijn werk!
‘In 1922, honderd jaar geleden, verhuist de winkel naar de Kruisstraat. Daar!’ wijst de gids.
‘En na de Tweede Wereldoorlog koopt de familie Vanderveen stukje bij beetje alle panden in dit blok. Zo wordt het warenhuis een doolhof van winkelpaden, opstapjes, afstapjes, kamertjes, hoeken en trappen.’
Ja, dat herkent Daan wel. Vorig jaar is hij nog gestruikeld over een afstapje en heeft hij zijn enkel verstuikt. Vervelend! Maar het is ook wel grappig, al die verschillen in één grote winkel. Hij telt snel op zijn vingers. Hoeveel ingangen zijn er ook alweer? Wel een stuk of tien, aan alle kanten van het grote warenhuis.
Zijn collega stoot hem aan en fluistert: ‘Je moet wel blijven luisteren, joh. Dit vind je vast een leuk verhaal.’ Daan knikt.
‘Je kunt er gemakkelijk verdwalen’, zegt de gids en hij kijkt hem diep in de ogen. Daan voelt een rilling van plezierige spanning door zijn lijf trekken.
‘En dat gebeurt dan ook regelmatig. Meestal gaat het om kinderen die ronddwalen terwijl mama nieuwe kleren staat te passen of papa staat te kwijlen bij de nieuwste boormachine bij de Hubo, of misschien wel bij een mooie keukenmachine bij Koken & Tafelen.’
Een paar vrouwen lachen hardop.
Eén vrouw roept: ‘Ik wil die nieuwe boormachine wel!’ De gids buigt voor haar en zegt dat de winkel morgen om half tien weer open is. Hij is even stil en gaat dan met zachte stem verder met zijn verhaal.
‘Meestal zijn die kinderen snel gevonden. Ze staan te kijken bij de roltrappen of de Intertoys. Maar soms, soms is zo’n kind langer weg. Spoorloos verdwenen, lijkt het wel. Dan staat het warenhuis op zijn kop en wordt er uren gezocht. Uiteindelijk komen de kinderen altijd tevoorschijn. En deze kinderen vertellen allemaal hetzelfde verhaal. Een verhaal over een lieve, oude mevrouw met zachte ogen, grijs haar en ouderwetse kleren. Ze vraagt of ze verdwaald zijn en of ze op hun ouders willen wachten in de speelgoedwinkel. Want papa en mama snappen heus wel dat ze naar de speelgoedwinkel zijn gegaan.
Maar ze gaan niet naar de Intertoys, o nee. De oude vrouw neemt de kinderen mee naar een heel bijzondere speelgoedwinkel. Een winkel met ouderwets speelgoed: poppen, hoepels, blokken, treintjes en… speeldoosjes. U weet wel, zo’n doosje met een draaisleutel. Je windt ‘m daarmee op en opent het deksel van het doosje. Dan klinkt er een muziekje en danst er een poppetje.’
Het groepje jongeren begint te joelen. ‘Hoepels en blokken… Daar speelt toch niemand meer mee?’ hoort Daan ze roepen.
De gids heft zijn lantaarn wat hoger en kijkt strak naar de jongeren. ‘Jullie niet, nee. Maar pas op, met brutale indringers loopt het anders af.’
Hij draait zich weer naar de groep en gaat met zachte stem verder: ‘Het klinkt allemaal heel mooi, maar… zo’n speelgoedwinkel is er niet in Warenhuis Vanderveen. De ouders en het winkelpersoneel kunnen zoeken wat ze willen, maar die winkel en de vrouw vinden ze niet. Tot op de dag van vandaag is het een raadsel waar de verdwaalde kinderen zijn geweest.’
Daan grijnst. Hij denkt aan het moderne omroepsysteem. Toen hij enkele weken geleden in de dierenafdeling met de stagebegeleider van zijn leerling overlegde, kwam er een meisje van een jaar of vier, vijf aanlopen. Ze keek met open mond naar alle mooie vissen in de aquaria, maar na een poosje draaide ze zich om en begon ze te huilen omdat ze haar ouders niet zag.
Binnen een minuut werd haar naam omgeroepen door het hele warenhuis en nog geen vijf minuten later huppelde ze aan de hand van haar vader de winkel uit. Zoekraken? Dat gebeurt niet meer, al denkt de gids er anders over.
‘Het gekke is, dat er meer mensen verdwalen in Vanderveen. Of zelfs verdwijnen…
Er wordt haast nooit ingebroken, terwijl het warenhuis toch een paradijs voor dieven lijkt. In de Asser onderwereld wordt iedereen gewaarschuwd: doe het niet! Natuurlijk zijn er pogingen gedaan. Hoe goed het alarmsysteem ook is, er zijn altijd inbrekers die het weten te omzeilen. Soms ontdekt winkelpersoneel ’s ochtends beschadigingen aan een deur. Soms liggen er inbrekerswerktuigen op de vloer in het warenhuis. Maar van de inbrekers zelf nooit een spoor.’
Heel zachtjes klinkt er opeens muziek van een speeldoosje. De gids praat nóg wat zachter en iedereen is muisstil, om maar niets van het verhaal te missen.
‘Nooit? Ja, één keer wordt er midden in de winkel een inbreker gevonden. Hij danst rond, zwaait met zijn armen en raaskalt over een oude vrouw en een speeldoosje. Hij heeft een tol en een hoepel en gedraagt zich als een klein kind.
Maar deze inbreker is de enige. Bij andere inbraakpogingen vindt het personeel alleen wat gereedschap. Sóms horen ze een muziekje, dat herinneringen oproept aan een ouderwets speeldoosje.’
De gids is stil. Hij tilt zijn lantaarn nog hoger op en draait een rondje, waarbij hij alle mensen strak aankijkt.
‘En op een of andere manier… zit er op zulke dagen altijd een nieuw aapje in de bimbobox.’