Wachten op een brief
Holderdebolder loopt Mees de smalle trap af. Jeslynn volgt langzaam, want het is een akelige, steile trap.
‘Ik snap niet dat de dief over deze trap is gegaan. Dat is toch hartstikke eng, met zo’n grote sextant in handen?’ moppert ze een beetje.
Mees moet om haar lachen. ‘Kom op, zo erg is het niet. Deze trap was juist veilig voor de dief, want hier is niemand. Als hij langs de andere deur was gegaan, stond hij in het kantoor met al die mensen!’
Onderaan de trap zijn twee deuren. ‘Kijk, Jeslynn. Deze deur gaat naar de straat. Dan moet deze deur naar de VVV gaan.’ Mees opent de deur en kijkt om het hoekje. De mensen bij de VVV hebben het druk en letten niet op hem. Hij fluistert: ‘Als de dief heeft gewacht tot het ook zo druk is en de sextant onder zijn kleren verstopte, kon hij hier best langslopen.’
‘Welnee’, vindt Jeslynn. ‘De dief is natuurlijk meteen naar buiten gegaan. Dat is veel logischer. Waarom zou hij met de sextant de winkel weer in lopen?’
‘Ja, dat is ook zo’, is Mees het maar eens. ‘Meneer Nico denkt dat het niemand van het personeel kan zijn. Ik snap wel dat hij dat denkt, maar hoe weten andere mensen nou dat die sextant daar hangt en dat die zo belangrijk is?’
‘Volgens mij weten een heleboel mensen dat! Meneer Nico zei toch dat ze het bij die vergadering donderdag over het schip en de sextant hadden? Dat gebeurt vast heel vaak, want ze vallen wel op in die kamer!’ denkt Jeslynn. ‘Maar misschien is de dief toch wel door de VVV gegaan. Als hij een tas bij zich had om de sextant in te doen, offe….’
‘O nee, die had hij vast niet’, zegt Mees. ‘Want dan had hij die sextant daar wel meteen in gedaan. Nu zitten er allemaal krasjes op de muur bij de trap.’
Mees en Jeslynn glippen door de deur de VVV in.
‘Kijk nou eens, Mees. Allemaal beeldjes van Mannes! Je weet wel, die grote hond bij het station!’ Jeslynn bewondert de beeldjes, die er in allerlei groottes staan.
‘Poeh, ik vind al die dingen met motoren veel leuker’, reageert Mees. ‘Assen is een echte motorstad. Later ga ik ook mijn motorrijbewijs halen!’ En na even nadenken voegt hij daaraan toe: ‘Dan mag jij wel een keer achterop.’
Jeslynn lacht. ‘Ik ga lekker eerder dan jij mijn rijbewijs halen, want ik ben ouder! En dan mag jij met mij mee!’
Giechelend lopen ze het warenhuis uit. Lekker samen op de fiets naar huis. Jeslynn gaat na de zomervakantie naar de brugklas, dus mag zij al alleen op de fiets door de stad. Mees mag dat eigenlijk nog niet, maar als ze héél voorzichtig zijn mogen ze af en toe met z’n tweetjes op pad.
‘We moeten goed nadenken, Jeslynn’, zegt Mees als ze langs de Vaart fietsen. ‘Wat heeft de dief met de sextant gedaan? En waarom heeft hij de sextant gestolen?’
Jeslynn zucht. ‘Ik weet het niet. Misschien wilde hij ook zo’n ding aan de muur? Maar dan kun je er toch gewoon eentje kopen? Zo duur zijn ze niet.’
‘Klopt’, antwoordt Mees. ‘Dus dat is vast de reden niet. Ik kan niets anders bedenken.’
‘Misschien wil de dief geld vragen aan meneer Nico en meneer Rienus’, bedenkt Jeslynn. ‘Je weet wel, wat ze ook bij ontvoeringen doen. Hoe heet dat ook alweer? Dan moet je betalen en dan krijg je de ontvoerde meneer of mevrouw terug.’
‘Ik weet het, ik weet het!’ roept Mees. ‘Losgeld! Wat slim van je, Jeslynn. Als de dief weet dat die sextant zo belangrijk is voor de familie Vanderveen, kan hij er wel losgeld voor vragen! Dan is de sextant dus niet gestolen, maar ontvoerd.’
‘En dan pakken we de boef als hij het geld komt ophalen’, zegt Jeslynn tevreden. ‘Wat denk je Mees, zou meneer Nico het wel aan ons vertellen als hij een brief krijgt waarin de boef losgeld vraagt?’
‘Natuurlijk wel’, knikt Mees. ‘Wij hebben toch hartstikke goed geholpen? En wij zijn ook op zoek naar de dief van de bimbobox! Dus wij zijn heel belangrijk.’
Daar moet Jeslynn om lachen. ‘Nou…… dat weet ik niet, hoor. Maar ik denk dat Leon het ons wel vertelt. Dus nu moeten we gewoon wachten tot er een losgeldbrief komt.’
Maar een paar dagen later is er nog steeds geen brief. Mees wordt ongeduldig. ‘Jeslynn, we gaan weer naar de stad. Kom op, we gaan Leon zoeken en dan moet hij ons vertellen hoe het gaat. We horen helemaal niets.’
Dus fietsen de beide kinderen weer naar het warenhuis. ‘We komen hier zo vaak, dat ik wel met mijn ogen dicht kan fietsen!’ roept Mees.
‘Doe dat maar niet’, schrikt Jeslynn. ‘Dan fiets je zo in het water.’
‘Lekker lijkt me dat, met dit warme weer’, vindt Mees. ‘Maar niet met mijn fiets. Zullen we vanmiddag gaan zwemmen?’
‘Ja, dat is een goed idee’, knikt Jeslynn. ‘Maar eerst aan het werk! En verrassing…. Ik heb geld mee voor een ijsje.’
‘Joepie!’ juicht Mees.
Even later zitten ze op het Koopmansplein. De ijsjes zijn snel op.
‘Hoe gaat het eigenlijk met je filmpje, Mees?’ vraagt Jeslynn. ‘Is het nou nog niet af?’
‘Jawel hoor!’ zegt Mees trots. ‘Mijn vader heeft het vanmorgen op Facebook en TikTok gezet. Jij moet het ook delen!’
Jeslynn knikt en pakt haar telefoon om het filmpje te bekijken. ‘Goed, dat doe ik. Ik hoop dat heel veel mensen het filmpje zien en het gaan delen. Dan moet toch iemand de dief herkennen?’
‘Dat gaat vast wel gebeuren!’ denkt Mees. ‘Misschien gaan wel een miljoen mensen het filmpje zien.’
‘Een miljoen… dat is wel heel veel’, vindt Jeslynn. ‘Maar het kan wel. Je weet toch dat ik al naar mijn nieuwe school ben geweest? En mijn klasgenoten heb ontmoet en mijn mentor?’
‘Een mentor? Wat is dat nou weer?’ vraagt Mees verbaasd.
‘Een soort klassenleraar. Op de middelbare school krijg je voor elk vak een andere meester of juf. Er is dan één leraar, je mentor dus, waar je heen kunt als je vragen of problemen hebt.’
‘O.’ Mees vindt dat niet zo interessant. Dat komt wel als hij over een paar jaar naar de brugklas gaat. Jeslynn denkt er echter anders over: ‘Luister nou. Mijn nieuwe mentor maakt TikTok-filmpjes op school. En daar kijken heel veel mensen naar. Er is zelfs een filmpje waar meer dan een miljoen mensen naar hebben gekeken!’
‘Wauw!’ Dát vindt Mees wel interessant. ‘Misschien wil jouw mentor-meester ons filmpje ook wel delen. Dan kijken er veel mensen naar.’
‘Dat gaat niet, want ik zie hem pas weer na de vakantie’, schudt Jeslynn. ‘Kom, we gaan nu naar Leon. Ik wil weten of er al een losgeldbrief is!’