Vakantie!
Jeslynn tuurt voor de honderdste keer in vijf minuten op haar telefoon. Er staat nog steeds maar één vinkje bij haar appje, dus Mees – nou, eigenlijk Mees’ vader Daan – heeft het berichtje nog niet ontvangen.
<Mees, Daan: Leon heeft het filmpje online gezet! Er kijken al heel veel mensen naar. Nu hopen dat iemand de dief herkent of iets weet. Heb jij het al gezien???? Je moet het ook delen!>
Ongeduldig kijkt Jeslynn voor de honderd-en-eerste keer. Nog steeds één grijs vinkje. Ze wipt ongeduldig op en neer.
‘Jes, kom nou. We gaan in de trein!’ Er trekt iemand aan haar shirt. Haar zusje Mila natuurlijk. ‘Kom Jes, jij moet ook mee!’ Jeslynn zucht. Vooruit dan maar.
Haar moeder lacht. ‘Het is net alsof je geen zin hebt in vakantie, Jeslynn. Was je liever met Mees in Warenhuis Vanderveen gaan kamperen?’
‘Och nee’, zucht Jeslynn. ‘Maar het is zo leuk dat het filmpje online staat. Ik hoop voor Mees dat iemand de dief herkent. Het is natuurlijk veel te laat voor zijn spreekbeurt, maar het lijkt me zo mooi als het toch lukt om de dief te vinden. Hij was zo teleurgesteld toen hij maar een 7 voor zijn spreekbeurt kreeg, omdat hij zo weinig informatie had en het filmpje nog niet af was.’
‘Dat snap ik’, zegt Jeslynns moeder. ‘Maar je kunt je telefoon rustig opbergen. Daan heeft je toch uitgelegd dat zij in de Dolomieten heel vaak geen bereik hebben? Dus het kan wel een paar dagen duren voor ze je appje lezen. Kijk nu maar rond. Zo vaak sta je niet op een groot station in Londen.’
Mila springt op en neer. ‘Wat is dat, de Dolodolo-nogwat?’
‘Bergen in Italië’, zegt Jeslynn met een chagrijnig gezicht.
Haar moeder stoot haar aan. ‘Kom op, meid. Mees is lekker op vakantie, wij zijn ook lekker op vakantie. Die treinreis door de tunnel onder het Kanaal was toch spannend? En nu gaan we nog verder in de trein naar het Lake District. Al die prachtige meren. En daar kun je ook klimmen, net als Mees. Niet zo hoog, maar wel heel mooi.’
Opeens schiet Jeslynn in de lach. ‘Natuurlijk mam. Ik lijk wel gek. Het is vakantie, we hoeven niet naar school, we maken een mooie reis!’
Ze stopt haar telefoon weg en stapt, nog steeds lachend, in de trein. ‘Kom Mila, we gaan bij het raam zitten. Dan kunnen we alles goed zien.’
<Super! Wij hebben in een berghut geslapen en zijn nu pas weer in een stadje. Het is hier hartstikke gaaf. Pap en ik gaan nog een bergwandeling maken. Mam en Sepp blijven in de stad, dus zij gaan het filmpje wel delen. Doeoeoeoeoeoei!>
Mila kijkt haar ogen uit. In elke winkel staan spulletjes met tekeningen van Pieter Konijn. Mila is dol op Pieter Konijn en zijn vriendjes. Dat de schrijfster en tekenares van haar favoriete verhaaltjes in het Lake District heeft gewoond, zegt haar niets - maar ze kijkt wel onder elke struik of ze een konijn met kleren aan ziet.
Nu mag ze in de winkel iets uitzoeken van haar moeder, maar ze ziet zoveel moois dat ze geen flauw idee heeft wat ze het liefste wil hebben. Jeslynn is wat ongeduldig. Ze wandelt liever bij de meren en door de bergen. Ze vindt Pieter Konijn nogal kinderachtig, maar zij is dan ook veel ouder. Ze gaat na de vakantie al naar het voortgezet onderwijs! Haar nieuwe mentor is ook haar leraar Engels. Die vindt het vast leuk dat ze in Engeland op vakantie is.
<Jeslynn, er is een losgeldbrief voor de sextant gekomen! Ik stuur een foto. Geef jij het door aan Mees? Leon>
Jeslynn springt op. ‘Mam, kijk nou eens! Mees had het goed, de sextant is ontvoerd. Er is een losgeldbrief gekomen!’
Ze duwt haar moeder de telefoon met de foto in handen. Jeslynns moeder ziet een slordige brief met uitgeknipte krantenletters.
‘Ik hep de sextand. Geef me alle sjokola uit de sjokelawinkel en dan breng ik m trug.’
Ze moet zó hard lachen, dat ze bijna huilt. Mila komt er ongerust aan. ‘Mama verdrietig?’
‘Nee hoor lieverd’, zegt haar moeder. ‘Ik moet héél hard lachen.’
Jeslynn is een beetje verontwaardigd. ‘Het is helemaal niet leuk dat de sextant is gestolen hoor! Daar moet je niet om lachen.’
‘Daar lach ik ook niet om’, antwoordt haar moeder. ‘Ik lach om dit briefje. Dat is natuurlijk hartstikke nep. Krantenletters, spelfouten… En dan als losgeld alle chocolade? Dat is een grap van Leon, dat kan niet anders.’
<Leon, je houdt ons voor de gek! Dat rare briefje heb je zelf gemaakt. Flauw hoor.>
Voor de zekerheid stuurt Jeslynn het berichtje wel door aan Mees en zijn vader. Je weet maar nooit – en Mees moet dit wel weten.
<Ha ha ha. Wat moeten wij lachen. Ik vind het hier in de Dolomieten hartstikke mooi. We komen nog lang niet naar huis. Geef Leon maar een schop onder zijn k….>
Dus Mees en zijn vader geloven ook niet dat het een echt briefje is. Jeslynn zelf eigenlijk ook niet meer, nu ze er een paar dagen over nagedacht heeft. Gelukkig maar dat ze niet met het briefje naar meneer Rienus of meneer Nico zijn gegaan.
<Geintje. Het is saai in het warenhuis zonder jullie. Nu niet meer aan de bimbobox en de sextant denken. Fijne vakantie en tot volgende week! Leon>