Een rare boef
‘Nou ben ik al voor de honderdste keer in de vlaaienwinkel, maar ik heb nog steeds geen stuk taart gehad!’ moppert Mees. Hij kijkt naar alle lekkere dingen in de vitrine.
‘Waarom ga je dan zo vaak naar de vlaaienwinkel?’ vraagt zijn vader Daan.
‘Voor de speurtocht natuurlijk!’ roept Mees. ‘We moeten toch opletten of de papieren overal goed blijven hangen? Anders kan niemand de speurtocht oplossen.’
De mevrouw achter de vitrine lacht. ‘Wij letten ook wel goed op hoor, Mees. Dat papier blijft keurig op zijn plek. Er zijn alweer veel kinderen geweest voor de nieuwe speurtocht.’
Mees draait zich om.
‘Hoe weet u dat ik Mees heet?’ vraagt hij verbaasd.
‘Omdat wij natuurlijk elke week jullie spannende verhaal lezen!’ vertelt de mevrouw. ‘Hebben jullie al meer aanwijzingen gevonden? Weten jullie al waar de sextant is gebleven? En reageren er veel mensen op je mooie filmpje? Het lijkt me wel lastig hoor, dat jullie twee mysteries tegelijk op willen lossen. Wie heeft de bimbobox gestolen? En waar is de sextant gebleven?’
Mees en Jeslynn knikken. ‘Ja, dat is heel lastig’, zucht Jeslynn. ‘Ik ben bang dat het niet gaat lukken.’
‘Natuurlijk wel!’ roept Mees verontwaardigd. ‘Wij doen hartstikke ons best, dus we gaan echt wel een mysterie oplossen. Doe niet zo suf, Jeslynn!’
‘Nou nou, Mees, een beetje aardiger mag ook wel’, zegt Daan.
Mees schuifelt wat heen en weer. ‘Ja, ja, dat weet ik wel. Maar ik wil zo graag een geheim oplossen en het lukt maar niet. Iemand moet die dief toch herkennen? Heeft u misschien een goed idee?’ vraagt Mees hoopvol aan de mevrouw achter de vitrine.
Ze schudt haar hoofd. ‘Ik heb geen oplossingen, alleen maar meer vragen.’
‘Vragen? Nóg meer vragen? Nóg een mysterie?’ vraagt Jeslynn verbaasd.
De mevrouw aarzelt. ‘Nou… nee, niet een nieuw mysterie. Maar ik snap het niet helemaal.’
Mees en Jeslynn gaan dichter bij de vitrine staan.
‘Kom maar even mee naar achteren’, wijst de mevrouw. ‘Dan helpt mijn collega de klanten wel.’
Jeslynn stoot Mees aan. ‘Dit is vast héél belangrijk!’
Snel lopen ze met de mevrouw mee.
‘Weten jullie nog dat jullie een man met een karretje hebben gevolgd door de winkel? Nog niet zo lang geleden?’ vraagt de mevrouw.
‘Natuurlijk! Maar hij is ontsnapt’, zegt Mees met een sip gezicht.
‘Ja, dat weet ik. Het gekke is alleen, dat ik die man een paar keer heb gezien’, vertelt de mevrouw. ‘Op dezelfde dag!’
Jeslynn fronst. ‘Op de dag dat wij hem probeerden te pakken? Dat is gek. En u weet het zeker?’
De mevrouw knikt. ‘Héél zeker. Kijk, naast onze winkel is een smalle gang waardoor je bij de andere afdelingen in het warenhuis kunt komen. Er lopen niet zo veel mensen langs, omdat de meeste klanten de grote ingangen gebruiken. Maar op die dag kwam de man er wel vier keer langs!’
‘Vier keer? Echt waar?’ roept Jeslynn.
‘Echt waar. Misschien zelfs wel vaker, want ik zie natuurlijk niet alles als ik druk bezig ben met klanten. Maar vier keer weet ik héél zeker. Hij viel me de eerste keer op, omdat hij om zich heen keek of niemand op hem lette en toen snel naar binnen liep. Even later kwam hij met het karretje naar buiten.’
Mees snapt het niet meer. ‘Dat is heel raar. Waarom kwam hij met het karretje uit het warenhuis? Wij zagen hem toch met het karretje naar binnen lopen? Dat is dus andersom.’
‘En het is maar een domme boef hoor, als hij om zich heen kijkt om te zien of er iemand op hem let en dat hij dan niet merkt dat u hem ziet!’ voegt Jeslynn eraan toe.
‘Het wordt nog veel gekker’, zegt de mevrouw. ‘Want veel later kwam hij nóg een keer naar het warenhuis. En toen had hij heel andere kleren aan! Niet meer zo’n donkere jas, maar een vrolijk shirt. En hij had een pet op. Net alsof hij niet herkend wilde worden. Hij bleef een poosje binnen en toen kwam hij lachend hierheen en kocht een halve vlaai! Hij was heel vrolijk.’
Jeslynn en Mees kijken elkaar verbaasd aan.
‘Wat een vreemd verhaal’, zucht Jeslynn. ‘Niet alleen een domme boef, maar ook nog een rare boef. Met een karretje uit de winkel, met een karretje in de winkel, een donkere jas, een vrolijk shirt, rennen, lachen, taart kopen… Ik begrijp er echt niets van!’
‘Nee, ik ook niet’, zegt de mevrouw. ‘Ik weet maar één ding zeker!’
‘O, wat is dat?’ vraagt Mees nieuwsgierig.
‘Dat hij vast van de vlaai heeft gesmuld!’
‘Jaaaaa, ik wil ook taart! Pap, pap, kunnen wij alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft ook zo’n lekkere vlaai kopen?’ Mees rent de winkel weer in, waar Daan tijdens het wachten alle vlaaien en andere lekkere dingen in de vitrine uitgebreid heeft bekeken.
‘Eerlijk gezegd heb ik ook wel zin in zo’n lekkere vlaai’, moet hij dan ook bekennen. ‘Wat lijkt jullie de lekkerste?’
‘Nou zeg, dat is een moeilijke vraag! Ze zijn vast allemaal lekker! Jes, wat vind jij de lekkerste???’ Mees is het probleem van de rare boef alweer vergeten.
Maar Jeslynn nog niet. ‘O, ik lust alles. Is er ook taart waar je goede ideeën van krijgt? Ik snap echt niets van die man met dat karretje. Is hij nou een boef of niet? Waarom komt hij een karretje uit het warenhuis halen en gaat hij daarna weer met dat karretje naar binnen? En rent hij hard weg als wij eraan komen? Ik snap er echt he-le-maal niets van.’
‘Geeft niet, Jes’, troost Mees. ‘We gaan eerst lekker taart eten en dan bedenken we wel weer iets slims. Die met de aardbeien, pap. Dat vindt mam ook lekker.’