Op het dak
‘Gelukkig ben je weer thuis, Jeslynn. Ik vond er niets aan dat je zo lang uit logeren was’, zegt Mees stralend. ‘Nu kunnen we weer op jacht naar de bimbobox en de sextant.’
‘Ik vond het wél leuk dat ik bij mijn oom en tante was. Hun ezels en andere dieren waren zó lief. Ik wilde best langer blijven’, reageert Jeslynn. Als ze ziet dat Mees wat verdrietig kijkt, zegt ze gauw: ‘Maar ik vind het heus leuk om weer met jou het geheim van de bimbobox en de sextant op te gaan lossen, hoor. Ik heb alleen een klein probleem.’
Daar kijkt Mees van op. ‘Wat is er dan?’
‘Eerlijk gezegd weet ik niet goed hoe een sextant er uitziet. Jij wel?’
Mees denkt even na. ‘Nee, ik eigenlijk ook niet. Het is iets op een schip of zo.’
Jeslynn lacht. ‘Ja, dat weet ik. Ik heb ook al gegoogeld, maar ik vind het nogal ingewikkeld wat je dan aan plaatjes te zien krijgt.’
‘Ik heb een goed idee!’ roept Mees. ‘We gaan naar de stad en vragen het aan Leon.’
‘Alweer naar Vanderveen? Daar zijn we al zo vaak!’ reageert Jeslynn.
‘Dat is waar, maar we moeten toch die mysteries oplossen? Dat kan het beste daar. En Leon heeft vaak goede ideeën. We hebben hem al een poosje niet gezien.’
‘En misschien snapt Leon iets van die rare boef, met dat karretje uit de winkel en weer in de winkel’, hoopt Jeslynn. ‘Je weet wel, wat de mevrouw van de vlaaienwinkel vertelde.’
‘Hoe ziet een sextant eruit?’ Leon krabt op zijn hoofd. ‘Tja, even nadenken. Eerlijk gezegd heb ik dat ding vaak genoeg op de muur in het kantoor zien hangen, maar ik heb daar verder niet over nagedacht. Hij hing er gewoon.’
‘Maar nu niet meer!’ roept Mees.
‘Nee, nu niet meer’, lacht Leon. ‘Hij is best groot, dat weet ik nog wel. Je stopt hem niet zomaar onder je jas of zo. En ook wel een tikkeltje zwaar en onhandig. Er zitten rechte stukken metaal aan en een gebogen stuk. Eh…. Even denken. O ja, er staan allemaal getallen op.’
‘Leon, kom eens’, roept meneer Rienus. ‘Deze mensen zoeken een kleine vissenkom met wat vissen en plantjes erin voor hun zoontje. Kun jij ze helpen?’
‘Natuurlijk, meneer Rienus!’ zegt Leon meteen. Hij loopt naar de klanten toe. Nog snel zegt hij zachtjes tegen Mees en Jeslynn: ‘Ga maar naar het café van Johan Schurer. Weten jullie nog, helemaal boven? Ga even wat drinken, dan kom ik straks in mijn pauze bij jullie. Zeg maar tegen Johan dat ik het drinken kom betalen.’
‘Gaan we met de glazen lift of met de trap?’ vraagt Jeslynn. ‘Ik vind die lift zo grappig. Zoef en je ziet het hele plein.’ ‘Dat is zo’, zegt Mees. ‘Maar ik wil toch met de trap. Dan kunnen we op alle verdiepingen even goed rondkijken. Misschien krijgen we nog een slim idee. En als we boven in het café zijn, kunnen we ook wel naar het plein kijken.’
Het duurt wel een poosje voor Mees en Jeslynn boven zijn. Er is ook zoveel te zien!
‘Ze verkopen hier zo veel verschillende dingen… Ik wou dat we een slim idee konden kopen, maar dat hebben ze hier niet’, zucht Jeslynn. ‘Het schiet niet op met onze mysteries. Straks is de vakantie voorbij en hebben we nog niets ontdekt.’
‘Nou zeg’, roept Mees. ‘Wat flauw! We hebben al een heleboel ontdekt. Dat de dief van de sextant via die smalle trap naar beneden is gegaan, enne, enne….’
‘Precies’, knikt Jeslynn. ‘Enne, enne, niets. We hebben meer hulp nodig.’
Johan lacht als ze bij hem komen. ‘Wat kijken jullie somber! Wat is er aan de hand?’
‘We kunnen de bimbobox en de sextant niet vinden’, zegt Jeslynn. ‘En we hebben geen goede ideeën meer.’
‘Eerst wat drinken!’ roept Mees. ‘Dan bedenken we vast wel wat. Leon zegt dat hij ons drinken straks komt betalen.’
‘Weet je wat?’ vraagt Johan. ‘Ga maar op het dakterras zitten. Daar is het nu lekker rustig en dan kunnen jullie goed nadenken. Wat willen jullie drinken?’
‘Een dakterras?’ zegt Jeslynn verbaasd. ‘Waar dan? Dat heb ik nog nooit gezien.’ Ze loopt naar de glazen wand en kijkt naar het Koopmansplein.
‘Je gaat dan ook de verkeerde kant op’, zegt Johan. ‘Het dakterras is aan de andere kant.’ Hij wijst opzij naar een deur. ‘Loop daar maar heen.’
Achter de deur staan een paar tafeltjes en stoelen met grote groene parasols.
‘Je kunt het plein hier helemaal niet zien!’ roept Mees. Hij rent naar het eind van het terras. ‘Kijk, daar is een straat. En daar kan ik de Vaart zien. Wat grappig!’
‘Kom Mees, ons drinken is er al. We moeten nadenken’, zegt Jeslynn. Ze kiezen een tafeltje uit en gaan daarbij zitten. Mees trekt een diepe frons in zijn gezicht. Jeslynn kijkt naar hem en schiet in de lach. ‘Is dat nadenken?’
‘Jahaaa’, vindt Mees. Hij trekt een nóg diepere frons, draait met zijn ogen en trekt zijn neus op. Jeslynn moet nog harder lachen. Dus Mees steekt zijn vingers in zijn mond en trekt aan zijn lippen, terwijl hij scheel kijkt.
‘Niet zo gek doen, Mees’, schatert Jeslynn. ‘Ik stik bijna in mijn drinken. Ophouden! En ook drinken.’
‘Ja mam’, piept Mees. In een paar slokken heeft hij zijn drinken al op. Mees kan niet lang stil zitten, dus hij draait alweer rond. ‘Is dit het dak van het warenhuis? En waarom is het niet overal even hoog? En waar gaat die trap naartoe?’ Hij springt op en rent naar het trapje.
‘Niet doen, Mees! Ik denk dat je daar niet mag komen’, roept Jeslynn.
‘En dat weet ik wel zeker!’ zegt een andere stem. Net voordat Mees over de reling op het trapje wil springen, grijpt Leon hem bij zijn shirt. ‘Hier blijven, meneer. Daar mag je niet komen!’
‘Hè Leon, waarom nou niet? Ook niet samen met jou? En waarom is het dak zo vreemd?’ vraagt Mees.
‘Je weet best waarom het dak zo vreemd is’, bromt Leon. Hij gaat bij Jeslynn zitten.
Jeslynn knikt. ‘Dat is natuurlijk omdat het allemaal verschillende huizen en winkels waren, die aan elkaar gebouwd zijn. Dat weet je wel Mees, want ook binnen is de vloer steeds op andere hoogtes.’
‘Klopt’, reageert Leon. ‘Dat kun je echt nog aan allerlei dingen zien. Aan al die verschillende daken en vloeren bijvoorbeeld.’ Hij gaat zachtjes en geheimzinnig praten: ‘En er zijn ook verborgen kamers waar de klanten niet mogen komen, meerdere kelders, verstopte trappen en deuren…. Jullie weten nog lang niet alles van het warenhuis!’
‘Dan is dat ons goede idee!’ roept Mees enthousiast. ‘Dan moeten we dáár dus naar de sextant gaan zoeken!’