Domme mensen met een slecht humeur
Mees heeft een rothumeur. En als Jeslynn eerlijk is, moet ze toegeven dat zij óók een rothumeur heeft. Meestal weet ze Mees wel op te vrolijken, maar vandaag lukt het niet.
‘Ik begrijp niet waarom we het geheim van de bimbobox niet kunnen oplossen! Waarom wordt ons filmpje niet een miljoen keer gedeeld? Waarom herkent niemand de dief in het filmpje? Waarom vinden we die stomme bimbobox niet???’ moppert Mees.
Jeslynn haalt haar schouders op. ‘Ik heb je filmpje wel gedeeld!’
‘Ja, jij wel. En een paar klasgenoten. En mijn vader en moeder natuurlijk. Maar dat is in totaal geen miljoen mensen. Ik wil die dief vinden!!!! En ik wil de échte bimbobox teruggeven.’ Mees trekt een sip gezicht. ‘Nu vinden de mensen bij Vanderveen mij vast heel dom.’
‘Natuurlijk niet!’ roept Jeslynn verontwaardigd. ‘Zij hebben de bimbobox en de dief toch ook niet gevonden? En de politie heeft het raadsel ook niet opgelost. Dus als ze jou dom vinden, zijn ze zelf ook hartstikke dom. Lekker puh!’
Dat vindt Mees wel grappig. ‘Domme Vanderveen-ers, domme politie.’ En dan met een diepe zucht: ‘En toch domme ik. Jammer hoor.’
Jeslynn denkt na. ‘Ik ben bang dat een diefstal van zeven jaar geleden lastig op te lossen is. Dus kunnen we beter blijven nadenken over die verdwenen sextant. Dat is nog niet zo lang geleden en die moeten we toch kunnen vinden?’
‘Nou, daar ben ik óók te dom voor!’ roept Mees. Hij springt op en loopt stampvoetend door de kamer. ‘Bah, bah, bah, bah.’
Nu moet Jeslynn toch een beetje om hem lachen. ‘Je hebt anders heel slimme dingen gedaan, vind ik. Jij hebt ontdekt dat de dief met de sextant over die smalle trap is gelopen. En de mevrouw van de vlaaienwinkel heeft aan jou verteld dat die man met het karretje, je weet wel, waar wij achteraan hebben gerend, zo raar deed. Dat heeft ze alléén aan jou verteld. Nou ja, aan óns, verteld. Dus zo dom ben je heus niet.’
Mees geeft Jeslynn een vriendelijke stomp op haar arm. ‘Dat is lief van je, Jeslynn. Maar toch voel ik me dom. Hebben we eigenlijk al aan Leon verteld wat de mevrouw van de vlaaienwinkel heeft gezien?’
‘Volgens mij niet.’ Jeslynn schudt haar hoofd. ‘Laat me raden… je wilt weer naar Vanderveen?’
Mees knikt. ‘Lijkt me wel handig. Misschien raken we dan ons rothumeur kwijt.’
Maar Leon heeft geen tijd om met Mees en Jeslynn te praten. ‘Ik moet werken, Mees. Ik wil héél graag mijn diploma halen. Want dan hoef ik niet meer naar school en kan ik altijd in een winkel werken. Het duurt wel erg lang om het geheim van de bimbobox op te lossen en de sextant te vinden. Ik kan niet steeds met jullie op stap gaan. Meneer Rienus heeft me nodig in de winkel!’
‘O, o, o’, roept Jeslynn. ‘Is meneer Rienus boos op je? Krijg je een onvoldoende voor je stage? En komt dat dan door ons?’ Ze trekt wit weg van schrik. ‘Dat vind ik heel erg. Sorry Leon!!!!’
Dan lacht Leon gelukkig. ‘Zo erg is het ook weer niet. Meneer Rienus is niet boos. Echt niet, hij is een hartstikke toffe peer. Maar ik moet opdrachten doen voor mijn stageverslag en daar kom ik niet aan toe omdat ik vaak met jullie op zoek ga en met die speurtochten bezig ben en zo. Als ik een voldoende voor mijn stage wil hebben, moet niet alleen meneer Rienus tevreden zijn, maar moet mijn stagebegeleider van school – jouw vader dus, Mees – ook tevreden zijn over die opdrachten.’
‘Ha!’ roept Mees. ‘Dan ga ik wel even tegen mijn vader zeggen dat hij jou een tien moet geven!!!’
‘Nee Mees, zo werkt dat niet’, zucht Leon. ‘Dat lijkt me ook niet helemaal eerlijk. Ik moet die opdrachten wel doen. En dat betekent dat ik echt in de winkel moet blijven. Ik ben nu bezig om voorraden te controleren en als ik dat heb gedaan, moet ik een advies schrijven wat we bij moeten bestellen en wat nog wel even kan wachten. Meneer Rienus controleert mijn advies, zegt wat ik fout en wat ik goed heb gedaan, legt uit wat ik beter anders kan doen en dan maken we samen de bestelling af. Daarna moet ik in een verslag schrijven hoe ik het heb aangepakt en wat meneer Rienus ervan vond.’
Jeslynn zet grote ogen op. ‘En dat moet allemaal vanmiddag nog?’
Leon knikt. ‘Ja. Of nee, niet alles. Het verslag kan ik later thuis schrijven. Maar de bestelling moet vandaag worden geregeld, dus al die andere dingen moeten wel. Meneer Rienus heeft gezegd dat hij over een uurtje mijn advies wil hebben.’
‘Dat is waar!’ klinkt een andere stem. ‘Maar in een winkel gaan dingen soms anders dan je verwacht.’
‘Meneer Rienus!’ roepen Mees en Jeslynn. ‘O, o, o, staan we in de weg? Het is onze schuld hoor, dat Leon nu wéér met ons staat te praten in plaats van te werken. Leon kon er niets aan doen. Echt waar!’ zegt Jeslynn snel.
Meneer Rienus lacht. ‘Dat weet ik wel. Leon doet zijn best, maar hij heeft wel gelijk dat hij nu flink aan zijn opdrachten moet werken. Maar, zoals ik zeg, in een winkel gaan dingen wel eens anders. Stel je voor dat er nu opeens tien klanten tegelijk komen? Die kan ik niet allemaal in mijn eentje helpen, want dan moeten ze veel te lang wachten. Dus dan moet Leon ook klanten gaan helpen en kan hij even niet aan de opdracht werken.’
Mees kijkt rond. ‘Ik zie helemaal geen tien klanten!’
‘Nee, dat was maar een voorbeeld’, zegt meneer Rienus. ‘Er kunnen ook andere dingen gebeuren. En dat is nu het geval. Leon, de mensen van het Wereldnatuurfonds klagen dat er iets mis is met de bombibox. Het is een paar keer gebeurd dat er geld in wordt gegooid, maar dat de muziek na een paar seconden al stopt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Jij bent zo handig met dat ding, kun je er even naar kijken? Het is nog vroeg en daarna hebben we tijd genoeg voor die bestelling.’
Leon grijnst. ‘Natuurlijk, meneer Rienus. Ik ben klaar met het controleren van de voorraden, dus als we de bombibox hebben gerepareerd ga ik snel aan de slag met mijn advies! Kom Mees, Jeslynn, jullie kunnen me vast helpen. We gaan gauw kijken wat er met die bombibox aan de hand is, want nóg een mysterie…. Dat wordt te veel!’