Twee verdwenen sleutels
Met een verbaasd gezicht loopt Leon naar Mees en Jeslynn.
‘Wat is er aan de hand, Leon?’ vraagt Jeslynn meteen.
‘De sleutel van de bimbobox ligt niet op zijn plek’, zucht Leon. ‘En die heb ik nodig om de bimbobox open te kunnen maken. Meneer Rienus? Weet u waar de sleutel van de bimbobox is?’
Meneer Rienus loopt naar ze toe. ‘Die moet toch gewoon op zijn plek hangen? Wanneer hebben we voor het laatst iets met de bimbobox gedaan?’
Leon denkt na. ‘Een paar dagen geleden heb ik het geldbakje geleegd, maar daarna heb ik het sleuteltje netjes opgeborgen. Ik weet niet of er daarna nog iets met de bimbobox is gebeurd? Hebben de mensen van het Wereldnatuurfonds misschien zelf geprobeerd het probleem met de bimbobox op te lossen?’
Meneer Rienus schudt meteen zijn hoofd. ‘Nee hoor, dat mogen ze niet. Alleen wij en de klusjesman komen aan dat apparaat. Vreemd. Ga maar even naar kantoor, want bij mijn broer ligt wel een reservesleutel.’
Als ze naar het kantoor lopen, zegt Leon niet veel. Hij heeft een diepe frons in zijn voorhoofd. ‘Ik begrijp er niets van! Ik heb die sleutel echt teruggelegd.’
Mees en Jeslynn beginnen opeens te stralen. ‘De dief! De dief van de sextant is weer aan het werk!’ roept Mees.
Maar Leon schudt zijn hoofd. ‘Dat kan ik me niet voorstellen. Waarom zou die terugkomen om nog iets uit te halen? Nee, dat sleuteltje is vast gevallen of zo. Maar ik vind het heel vervelend.’
Het wordt nog veel vervelender, want ook in het kantoor bij meneer Nico is geen sleutel te vinden.
Meneer Nico begrijpt er niets van. ‘Volgens mij heb ik dat sleuteltje vorige week nog in handen gehad, toen ik een andere sleutel zocht. Ja, ik weet echt bijna zeker dat hij toen nog in dit bakje lag. En jullie sleutel is ook weg? Heel vreemd!’
Mees en Jeslynn stoten elkaar aan. Mees fluistert: ‘Zie je wel, er is echt iets aan de hand. De dief heeft weer toegeslagen! We moeten meteen aanwijzingen gaan zoeken. Kom mee.’
Maar Jeslynn kijkt naar het witte gezicht van Leon. ‘Mees, we moeten die arme Leon helpen! Hij wil zo graag een voldoende halen en in de winkel blijven werken, en nu gaat er van alles mis. Ik vind dat wel een beetje zielig.’
Gelukkig begint Leon op dat moment te lachen. ‘Een spookachtig warenhuis, meneer Nico. We kunnen straks bij “Vanderveen op stelten” wel een griezeltocht gaan organiseren!’ Dan schiet meneer Nico ook in de lach. ‘Een goed idee. Of een bimbobox-dag, met Mees en Jeslynn in de hoofdrol.’
Leon draait zich om. ‘Kom Mees, Jeslynn. Ik kijk nog even naar de bimbobox. Misschien kan ik iets doen zonder de achterkant open te maken. Daarna ga ik snel terug naar de dierenafdeling om aan mijn advies te werken.’
Bij de bimbobox pakt Leon een paar muntstukken uit zijn zak. Hij gooit er eentje in en de aapjes gaan keurig dansen en muziek maken.
‘Hmmmm, dat ziet er toch goed uit’, mompelt hij. Maar net als hij het zegt, klinkt de muziek opeens raar. De aapjes gaan langzaam bewegen en staan dan stil. De muziek gaat nog even door op een vreemde, hoge toon en stopt dan ook.
Leon gooit er nog een munt in. Heel even klinkt er muziek, maar verder gebeurt er niets. Als Leon met hulp van Jeslynn de bimbobox verschuift, klinkt er gerammel.
Mees springt op en neer. ‘Er is iets niet goed hoor, Leon. Er is vast iets kapot gegaan of losgetrild of zo.’
Leon knikt. ‘Dat denk ik ook. En dat rammelt nu. Dus ik moet echt een sleutel vinden om de achterkant open te kunnen maken. Nu kunnen we niet veel meer doen dan een bordje “defect” op de bimbobox plakken. Dan gooien mensen tenminste niet meer voor niets geld in het apparaat.’ Hij haalt snel papier en een dikke stift en even later hangt er een briefje op de bimbobox.
‘Sorry Mees, Jeslynn. Ik ga nu gauw weer aan het werk op de dierenafdeling. Tot de volgende keer!’ En weg is Leon.
‘Eh, Jeslynn? Ben ik erg dom als ik niet weet wat “defect” betekent?’ vraagt Mees zachtjes.
Jeslynn lacht. ‘Nee hoor, echt niet. Het betekent vast “kapot” of zo.’
Mees haalt opgelucht adem. ‘Gelukkig. Zeg, wat gaan we doen? Terug naar huis? Of nog even rondlopen en naar de sextant zoeken?’
‘Ik wil even nadenken’, antwoordt Jeslynn. ‘Want ik vind dit raar. De sextant is gestolen. Er is een rare boef die veel te vaak langs de vlaaienwinkel loopt. De bimbobox doet het niet meer. En beide sleutels zijn verdwenen. Er klopt iets niet! Maar ik snap niet wat er aan de hand is.’
Mees weet het ook niet. Hij kijkt rond en ziet een jonge man met een petje op de roltrap. Hij stoot Jeslynn aan. ‘Jes, kijk eens! Is dat niet dezelfde man die toen met dat karretje liep?’
Jeslynn aarzelt. ‘Ik weet het niet. Hij ziet er anders uit.’
‘Ja, maar hij was toen natuurlijk verkleed! En de mevrouw van de vlaaienwinkel zei toch ook dat hij een keer een pet op had?’ roept Mees.
‘Er zijn héél veel mensen die een pet dragen, Mees’, vindt Jeslynn.
Toch lopen ze achter de jonge man aan. Hij gaat naar de dierenafdeling en praat even met Leon. De mannen lachen, de vreemde slaat Leon op de schouder en daarna loopt hij naar de muziekafdeling.
‘Kom op Jes, we kijken wat hij gaat doen’, fluistert Mees.
Voorzichtig lopen ze achter hem aan. Maar de man doet niets vreemds. Hij snuffelt tussen de cd’s en vindt blijkbaar eentje die hij mooi vindt, want daarmee loopt hij naar de kassa.
‘Vals alarm, Mees’, zegt Jeslynn. Maar Mees blijft tussen de rekken door sluipen. Opeens struikelt hij en valt. Jeslynn schiet in de lach. Ze trekt hem omhoog en kijkt niet meer naar de man. Maar de man kijkt wel naar hén. Hij schrikt, vergeet zijn cd en rent weg.
Mees en Jeslynn hebben het niet in de gaten. Jeslynn moet nog steeds om Mees lachen. ‘Daar ga je weer, Mees. Volgens mij moeten we nog wel oefenen in het achtervolgen van mensen!’