Kamertjes, gangetjes en kelders
‘Kom Jeslynn, we gaan naar Vanderveen! Twee dagen school en ik ben het nu al zat.’ Mees bonkt op het raam. ‘Kom nou, Jeslynn!!!!’
Jeslynn trekt een lange neus. ‘Ik vind het wel leuk op school. Spannend hoor, de brugklas.’ Ze doet net alsof ze wegloopt. Mees bonkt nog een keer op het raam.
‘Ah, doe niet zo flauw! Ga je mee? Alsjeblieft?????’ Jeslynn grijnst, maar ze knikt toch ‘ja’. Even later zitten ze op de fiets.
‘Wat wil je gaan doen, Mees? Ik heb nog steeds geen goed idee gekregen’, zucht Jeslynn.
‘Maar ik wel!’ roept Mees triomfantelijk. ‘Weet je nog van de vorige keer? Toen zei Leon toch dat er allemaal kelders en gangetjes en oude kamers zijn? Daar wil ik gaan zoeken. Die sextant is best groot, dus misschien vinden we hem wel.’
‘O ja’, weet Jeslynn. ‘Dat wilden we toen al doen, maar Leon kon niet mee omdat het zo druk was in de dierenwinkel. Ik hoop dat hij vandaag wel tijd heeft om met ons te gaan zoeken.’
Gelukkig is het rustig in het warenhuis. Mees rent de roltrap op en staat al aan Leons trui te trekken voordat Jeslynn boven is.
‘Leon, Leon, ga je nu met ons door al die spannende gangetjes en kelders? Ah toe, Leon?’
Jeslynn lacht. ‘Jij kunt wel smeken vandaag, Mees. Eerst bij mij en nu bij Leon! Ik zal je even helpen.’ Ze kijkt naar Leon, trekt een sip gezicht en zegt: ‘Leon, wil je alsjeblieft met ons de sextant zoeken, want als je dat niet doet is Mees de rest van de dag heel vervelend!’ Mees geeft haar verontwaardigd een duw, maar Leon heeft pret.
‘Ik ga met meneer Rienus overleggen. Wacht maar even.’
Dozen en dozen vol sportschoenen. Mees en Jeslynn staan met Leon in een smalle gang achter de sportafdeling en kijken met open mond om zich heen.
‘De winkel is al zo groot’, mompelt Mees. ‘En dan staan hier ook nog zoveel dozen!’
Leon knikt. ‘Dat is toch logisch? Ze hebben echt niet van elke schoen alle maten in de winkel staan. Dat past niet! Als jij een voetbalschoen uitzoekt, halen ze toch ook een doos met de goede maat voor je op?’
‘O ja’, zegt Mees. ‘Ik snap het. Heeft elke winkel dat dan?’
‘De meeste winkels wel’, legt Leon uit. ‘De klanten zien de rekken met spullen die te koop zijn. Daarachter heeft een winkel vaak nog meer ruimte. Met een toilet, een keukentje, een bureau met een computer om de administratie te doen en natuurlijk een heleboel voorraad. Niet alleen bij schoenen is dat handig, maar ook bij andere dingen. Neem bijvoorbeeld ons vissenvoer. Meneer Rienus bestelt echt niet elke keer dat een klant een busje vissenvoer koopt een nieuw busje. Die koopt hij met wel dertig bussen tegelijk. We zetten er dan vijf of tien in de winkel en de andere bussen staan in een ander kamertje, waar de klanten niet komen. Logisch, toch?’
Jeslynn en Mees knikken. ‘Leuk hoor, dat wist ik allemaal niet’, zegt Jeslynn. ‘We weten steeds meer van winkels. Leer je dat allemaal op school, Leon?’
‘Ja, maar ik leer nog veel meer tijdens mijn stage hier. En dat is ook véél leuker dan naar school gaan!’ zegt Leon.
Mees is het daar helemaal mee eens. ‘Ik zou ook veel liever in een winkel werken dan naar school gaan!’
Jeslynn snuffelt tussen de dozen. ‘Hier is geen ruimte voor zo’n grote sextant. Nee, Leon, hier ligt ‘ie niet. Heb je nog meer van die geheime kamers?’
Leon grijnst. ‘Ze zijn niet geheim hoor, maar de klanten mogen er gewoon niet komen. Er zijn veel van die k amers in warenhuis Vanderveen, omdat dit ….’
‘Ja, ik weet het’, valt Mees hem in de rede. ‘Omdat dit allemaal verschillende huizen zijn die samen één grote winkel zijn geworden.’
‘Precies’, knikt Leon. ‘Je hebt het nu goed onthouden. Er zijn kelders en zelfs kamers waar de eerste familie Van der Veen nog heeft gewoond.’
‘Die wil ik zien!’ roept Jeslynn. ‘Waarom zijn die niet bij het warenhuis?’
‘Die kamers zijn nog heel lang kantoren geweest en nu wordt er van alles opgeslagen. Kom maar mee, die kant op’, wijst Leon.
Mees en Jeslynn hebben het idee dat ze door een groot doolhof lopen. Kamertje hier, gangetje daar, deurtje door…
‘Hebben ze hier gewoond?’ vraagt Jeslynn. Ze wijst naar wat randjes behang.
‘Als ik het goed heb onthouden, hebben ze hier inderdaad gewoond’, antwoordt Leon.
‘Maar deze kamer is toch veel te klein?’ protesteert Mees.
‘Dat valt wel mee’, vindt Leon. ‘Het huis is al meer dan honderd jaar geleden gebouwd en toen maakten ze de kamers kleiner. Bovendien kreeg toen niet elk kind een eigen slaapkamer.’
Ook hier vinden ze geen spoor van de sextant. Als Mees wat spullen opzij schuift, moet Jeslynn heel hard niezen. Mees wappert het stof weg en dan niest Jeslynn nog een keer.
‘Kom maar Jeslynn’, zegt Leon. ‘We gaan naar buiten.’ Ze volgen Leon en even later staan ze op een groot balkon.
‘Waar zijn we nu?’ vraagt Mees verbaasd. ‘Ik kan het plein niet zien.’
‘Nee, dat klopt. Dit is de Kruisstraat. Hier is de familie Van der Veen honderd jaar geleden komen wonen. Ze hadden toen al 25 jaar een winkel. Eerst in de Varkensmarkt waar nu ’t Forum is, daarna in de Oudestraat en in 1922 kwamen ze hier. Beneden was de winkel en boven woonden ze. Later, toen het warenhuis groter werd, kwamen hier kantoren. Kijk maar opzij. Daar is het Koopmansplein en daar is ’t Forum. Of eigenlijk: daar wás ’t Forum. Nu worden er appartementen gebouwd.’
Jeslynn vindt het veel fijner om op het balkon te staan dan in die stoffige gangen en kamertjes te snuffelen. Maar Mees wil verder.
‘Kom op Leon, er zijn vast nog meer leuke plekjes. En waar zijn die kelders?’
Leon neemt ze mee. Vroeger waren er soms stegen tussen de huizen. Die zie je nu niet meer vanaf de straat, maar soms nog wel vanuit het warenhuis. Ze zien stalen trappen, de ingang van het huis van de klusjesman en kelders. Mees vindt het allemaal even prachtig. Hjj trekt aan dozen, schuift met rekken vol kleerhangers, bewondert handdoeken in allerlei kleuren, struikelt in een laag kamertje waar geen licht meer is. Jeslynn niest en niest. En Leon lacht. Maar een sextant vinden ze niet. En al helemaal geen bimbobox.
‘Maar ik ga lekker opscheppen in de klas wat ik allemaal bij Vanderveen heb gezien!’ concludeert Mees. ‘Kom Jes, we gaan een ijsje eten. En dan weer naar huis. Ik denk… dat ik onder de douche moet.’
‘Dat weet ik wel zeker’, zegt Leon. ‘Je hebt zelfs een spinnenweb in je haar!’
‘Kom Jeslynn, we gaan naar Vanderveen! Twee dagen school en ik ben het nu al zat.’ Mees bonkt op het raam. ‘Kom nou, Jeslynn!!!!’
Jeslynn trekt een lange neus. ‘Ik vind het wel leuk op school. Spannend hoor, de brugklas.’ Ze doet net alsof ze wegloopt. Mees bonkt nog een keer op het raam.
‘Ah, doe niet zo flauw! Ga je mee? Alsjeblieft?????’ Jeslynn grijnst, maar ze knikt toch ‘ja’. Even later zitten ze op de fiets.
‘Wat wil je gaan doen, Mees? Ik heb nog steeds geen goed idee gekregen’, zucht Jeslynn.
‘Maar ik wel!’ roept Mees triomfantelijk. ‘Weet je nog van de vorige keer? Toen zei Leon toch dat er allemaal kelders en gangetjes en oude kamers zijn? Daar wil ik gaan zoeken. Die sextant is best groot, dus misschien vinden we hem wel.’
‘O ja’, weet Jeslynn. ‘Dat wilden we toen al doen, maar Leon kon niet mee omdat het zo druk was in de dierenwinkel. Ik hoop dat hij vandaag wel tijd heeft om met ons te gaan zoeken.’
Gelukkig is het rustig in het warenhuis. Mees rent de roltrap op en staat al aan Leons trui te trekken voordat Jeslynn boven is.
‘Leon, Leon, ga je nu met ons door al die spannende gangetjes en kelders? Ah toe, Leon?’
Jeslynn lacht. ‘Jij kunt wel smeken vandaag, Mees. Eerst bij mij en nu bij Leon! Ik zal je even helpen.’ Ze kijkt naar Leon, trekt een sip gezicht en zegt: ‘Leon, wil je alsjeblieft met ons de sextant zoeken, want als je dat niet doet is Mees de rest van de dag heel vervelend!’ Mees geeft haar verontwaardigd een duw, maar Leon heeft pret.
‘Ik ga met meneer Rienus overleggen. Wacht maar even.’
Dozen en dozen vol sportschoenen. Mees en Jeslynn staan met Leon in een smalle gang achter de sportafdeling en kijken met open mond om zich heen.
‘De winkel is al zo groot’, mompelt Mees. ‘En dan staan hier ook nog zoveel dozen!’
Leon knikt. ‘Dat is toch logisch? Ze hebben echt niet van elke schoen alle maten in de winkel staan. Dat past niet! Als jij een voetbalschoen uitzoekt, halen ze toch ook een doos met de goede maat voor je op?’
‘O ja’, zegt Mees. ‘Ik snap het. Heeft elke winkel dat dan?’
‘De meeste winkels wel’, legt Leon uit. ‘De klanten zien de rekken met spullen die te koop zijn. Daarachter heeft een winkel vaak nog meer ruimte. Met een toilet, een keukentje, een bureau met een computer om de administratie te doen en natuurlijk een heleboel voorraad. Niet alleen bij schoenen is dat handig, maar ook bij andere dingen. Neem bijvoorbeeld ons vissenvoer. Meneer Rienus bestelt echt niet elke keer dat een klant een busje vissenvoer koopt een nieuw busje. Die koopt hij met wel dertig bussen tegelijk. We zetten er dan vijf of tien in de winkel en de andere bussen staan in een ander kamertje, waar de klanten niet komen. Logisch, toch?’
Jeslynn en Mees knikken. ‘Leuk hoor, dat wist ik allemaal niet’, zegt Jeslynn. ‘We weten steeds meer van winkels. Leer je dat allemaal op school, Leon?’
‘Ja, maar ik leer nog veel meer tijdens mijn stage hier. En dat is ook véél leuker dan naar school gaan!’ zegt Leon.
Mees is het daar helemaal mee eens. ‘Ik zou ook veel liever in een winkel werken dan naar school gaan!’
Jeslynn snuffelt tussen de dozen. ‘Hier is geen ruimte voor zo’n grote sextant. Nee, Leon, hier ligt ‘ie niet. Heb je nog meer van die geheime kamers?’
Leon grijnst. ‘Ze zijn niet geheim hoor, maar de klanten mogen er gewoon niet komen. Er zijn veel van die k amers in warenhuis Vanderveen, omdat dit ….’
‘Ja, ik weet het’, valt Mees hem in de rede. ‘Omdat dit allemaal verschillende huizen zijn die samen één grote winkel zijn geworden.’
‘Precies’, knikt Leon. ‘Je hebt het nu goed onthouden. Er zijn kelders en zelfs kamers waar de eerste familie Van der Veen nog heeft gewoond.’
‘Die wil ik zien!’ roept Jeslynn. ‘Waarom zijn die niet bij het warenhuis?’
‘Die kamers zijn nog heel lang kantoren geweest en nu wordt er van alles opgeslagen. Kom maar mee, die kant op’, wijst Leon.
Mees en Jeslynn hebben het idee dat ze door een groot doolhof lopen. Kamertje hier, gangetje daar, deurtje door…
‘Hebben ze hier gewoond?’ vraagt Jeslynn. Ze wijst naar wat randjes behang.
‘Als ik het goed heb onthouden, hebben ze hier inderdaad gewoond’, antwoordt Leon.
‘Maar deze kamer is toch veel te klein?’ protesteert Mees.
‘Dat valt wel mee’, vindt Leon. ‘Het huis is al meer dan honderd jaar geleden gebouwd en toen maakten ze de kamers kleiner. Bovendien kreeg toen niet elk kind een eigen slaapkamer.’
Ook hier vinden ze geen spoor van de sextant. Als Mees wat spullen opzij schuift, moet Jeslynn heel hard niezen. Mees wappert het stof weg en dan niest Jeslynn nog een keer.
‘Kom maar Jeslynn’, zegt Leon. ‘We gaan naar buiten.’ Ze volgen Leon en even later staan ze op een groot balkon.
‘Waar zijn we nu?’ vraagt Mees verbaasd. ‘Ik kan het plein niet zien.’
‘Nee, dat klopt. Dit is de Kruisstraat. Hier is de familie Van der Veen honderd jaar geleden komen wonen. Ze hadden toen al 25 jaar een winkel. Eerst in de Varkensmarkt waar nu ’t Forum is, daarna in de Oudestraat en in 1922 kwamen ze hier. Beneden was de winkel en boven woonden ze. Later, toen het warenhuis groter werd, kwamen hier kantoren. Kijk maar opzij. Daar is het Koopmansplein en daar is ’t Forum. Of eigenlijk: daar wás ’t Forum. Nu worden er appartementen gebouwd.’
Jeslynn vindt het veel fijner om op het balkon te staan dan in die stoffige gangen en kamertjes te snuffelen. Maar Mees wil verder.
‘Kom op Leon, er zijn vast nog meer leuke plekjes. En waar zijn die kelders?’
Leon neemt ze mee. Vroeger waren er soms stegen tussen de huizen. Die zie je nu niet meer vanaf de straat, maar soms nog wel vanuit het warenhuis. Ze zien stalen trappen, de ingang van het huis van de klusjesman en kelders. Mees vindt het allemaal even prachtig. Hjj trekt aan dozen, schuift met rekken vol kleerhangers, bewondert handdoeken in allerlei kleuren, struikelt in een laag kamertje waar geen licht meer is. Jeslynn niest en niest. En Leon lacht. Maar een sextant vinden ze niet. En al helemaal geen bimbobox.
‘Maar ik ga lekker opscheppen in de klas wat ik allemaal bij Vanderveen heb gezien!’ concludeert Mees. ‘Kom Jes, we gaan een ijsje eten. En dan weer naar huis. Ik denk… dat ik onder de douche moet.’
‘Dat weet ik wel zeker’, zegt Leon. ‘Je hebt zelfs een spinnenweb in je haar!’